Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En ik stelde tot schatmeesters [29]over de schatten, Selemja, den priester, en Zadok, den schrijver, en Pedaja, uit de Levieten; en [30]aan hun hand Hanan, den zoon van Zakkur, den zoon van Matthanja; want zij werden [31]getrouw geacht, en [32]hun werd opgelegd aan hun broederen uit te delen. 29. Gelijk boven, hfdst.12 vs.44, en 1 Kron.20:20, enz.; 2 Kron.31:12, enz. 30. Dat is, tot hun dienst of hulp. 31. Vergelijk boven, hfdst.7 vs.2. 32. Hebreeuws, [het was] op hen; dat is, het was hun plicht, hun last.